Een heel vervelende zaak. Nee, is te zwak uitgedrukt. Geschokt. Tot in mijn diepste wezen aangetast. Bedreigd.
Mijn integriteit staat op het spel. Pijnlijk, ik ben geestelijk gewond.
Wat is er aan de hand?
Ter gelegenheid van de Boekenweek had een plaatselijke boekhandel mij om een gedicht gevraagd. Het zou, op mooi papier gedrukt, fraai vormgegeven, dienen als extra gratis presentje, naast het Boekenweekgeschenk.
Het exclusieve geschriftje is prachtig geworden en ik ben (was) er apetrots op.
Nu verscheen gisteravond, in een plaatselijke krant, een sensationeel opgemaakt artikel, waarin ik van grof plagiaat wordt beschuldigd!
Ik zou grote delen van mijn gedicht hebben overgeschreven, nee, gejat, uit het werk van een andere dichter.
Oordeelt u zelf. Ik laat u eerst mijn gedicht lezen. Het komt uit mijn bundel Nieuwe Gedichten en dit is het openingsgedicht:
POETICA NOVA
laat de ravenman maar knarsen op zijn schreeuwend gelijk
de ongehoorde heeft een standpunt
het particuliere logbeest schraapt
als je het mij vraagt
ik laat het knagen col legno op een zaag
de ongehoorde schraapt pompeus zijn keel
wij vliegen onderwijl op breed rubato
spijbelend senza sordino door de ouverture
en gillen als krijt op bord
het klappend warme pluche in
(doek) als je het mij vraagt
Wim de Bie
De beschuldiging luidt nu, dat ik delen van mijn gedicht zou hebben overgeschreven uit dit gedicht, van de jonge, veelbelovende dichter Ilja Leonard Pfeijffer:
MUSICA NOVA
het particuliere logbeest schraapt pompeus zijn keel
als je het mij vraagt als je het mij vraagt
laat ik het knagen col legno op een zaag
sempre sforzato en gillen als krijt op bord
laat de ravenman maar knarsen op zijn standpunt
de ongehoorde heeft schreeuwend gelijk
wij vliegen onderwijl arco senza sordino
spijbelend op breed rubato dwars door de ouverture
(doek) het klappend warme pluche in (doek)
Ilja Leonard Pfeijffer
Vergelijk beide teksten en u begrijpt hoe schandelijk de beschuldiging van plagiaat bij mij aankomt.
Iedereen met gevoel voor literatuur kan zien dat ik een spel met de taal speel, dat in de dichtkunst al eeuwenlang wordt gespeeld. Het werk van de grote T. S. Eliot bergt in elke regel een verwijzing naar andere literatuur.
Ik ga vandaag kontakt zoeken met Pfeijffer. Ik ben er van overtuigd dat hij mijn gedicht zal waarderen. (Als hij het al niet beter vindt dan het zijne!)
Mocht hij in de pers een verklaring ten gunste van mij willen afleggen, dan is de rel misschien nog ten goede te keren.