Van een bevriende arts (een specialist, en een goeie, ik neem alles aan van wat hij zegt) hoorde ik dat de medische wetenschap op dit moment weer 's heel anders aankijkt tegen zonnebaden.
De voor ons algehele welzijn onmisbare vitamine D wordt aangemaakt door zonlicht op de huid te laten vallen - via de voeding krijgen we te weinig binnen. En vitamine D uit een potje wordt door het lichaam niet best opgenomen.
In de zon zitten is goed!
'Niet lang', veronderstelde ik.
'Nee, een kwartier,' doceerde mijn vriend, 'zon op je gezicht en je handen is al goed, op meer bloot beter.'
'Maar dan natuurlijk niet midden op de dag tussen twaalf en één', wist ik zeker.
'Juist! Op het midden van de dag! Voor een maximaal effect.'
'Uiteraard stevig ingesmeerd,' kon ik het nog niet geloven, 'met factor twintig of hoger.'
'Nee, helemaal niet insmeren. Of met de lichtste factor.'
'Maar eh... huidkanker...eh...'
'Als je het maar een kwartiertje doet, is er niks aan de hand. Beetje verbranden geeft niks - als je maar geen blaren op je huid trekt.'
Ik geef het maar door. Ik raad u niets aan of af. Maar ik heb vandaag om kwart voor één een kwartier in de zon gezeten. Zorgeloos en schuldvrij, voor het eerst in lange tijd.
Het mag van de dokter.