Er zeilden weer wolken door de lucht die wilden
dat ik iets in ze zag.
Ik deed mijn uiterste best van alles te zien:
rare gezichten met kluskinnen,
bultige neuzen en hoge voorhoofden,
volmaakte vrouwenbillen,
zoenende olifanten
de slurven in elkaar gehaakt,
twee goden in gevecht,
de balans tussen oorlog en vrede.
Maar ik zag niets in de wolken.
En ik voelde me klunzig en dul.
Toen besloot ik niets anders te zien in de wolken
dan wolken.
Daar klaarde ik enorm van op.
Mooi, die wolken!