Aan het begin van de straat staan een paar jongens bij elkaar die samen de drumband zullen gaan vormen.
Wie van de ouders heeft de organisatie op zich genomen? Meneer Bloemen van nummer elf? Meneer Banning van nummer acht?
Mijn ouders proberen in de vestibule achter de voordeur mij de straat op te krijgen.
Vader is bezig een touw aan het blik te bevestigen; het blik dat een week eerder bij de voedseldroppings van de Engelsen en Amerikanen uit de lucht is komen vallen.
De jongens van de drumband hebben allemaal zo?n blik aan een touw gebonden om de hals hangen.
Heeft mijn vader die blikken georganiseerd? Hij is gemeente-ambtenaar, misschien was hij bij de voedseluitdeling betrokken.
Ik wil niet naar buiten. Ik vind het gek, met zo?n blik om je nek de straat op. Iedereen zal het gek vinden dat ik met twee lepelstelen op het blik moet slaan. Ik kan helemaal niet trommelen. Hoe kan je in een drumband spelen als je het nooit eerder hebt gedaan?
Ik huil tranen met tuiten.
?Vooruit! Je kunt het best! Niet zeuren! Nu naar buiten!?
Mijn moeder weet dan al goed hoe ze mijn extreme verlegenheid moet bestrijden.
?Je gaat leuk trommelen! Ik hoor ze al, daar komen ze!?
En met het grote blik om mijn nek, word ik buiten de deur gezet.
De drumband is ter hoogte van ons huis en ik schuif achteraan en met gebogen hoofd en nog nasnikkend sla ik voorzichtig met een lepel op het blik. Klinkt best goed.
De drumband marcheert de Parsifalstraat uit, rechtsaf de Richard Wagnerlaan op en dan de Lohengrinstraat in.
Als we het landje van de Händellaan zijn gepasseerd, komen we weer in onze Parsifalstraat uit.
Dit eerste blokje-om was een goede oefening. Er zit nu een zeker ritme en patroon in het trommelen.
Als we langs ons huis komen, heb ook ik de smaak te pakken. Ik sla de lepels met volle kracht op het blik. Er komen butsen in het dunne metaal, maar dat kan me niet schelen. Ik kijk nu ook om me heen of de mensen wel zien hoe goed ik kan trommelen.
Voor het raam van de voorkamer staan vader en moeder lachend naar me te zwaaien.