?Toen ik zes jaar was wilde ik keukenmeid worden. Toen ik zeven was, Napoleon. Sedertdien hebben mijn ambities, evenals mijn grootheidswaanzin, steeds grotere vormen aangenomen.?
Zo begint ?Mijn leven als genie?, een van de boeken van Salvador Dalí, vertaald door Gerrit Komrij, in 1968 uitgegeven in de Privé-domeinreeks van de Arbeiderspers.
Als men mij zou vragen: ?Noem ?s een boek dat je leven heeft beïnvloed??, zou ik die titel noemen.
Ik las het in 1969 en de schellen vielen me van de ogen.
De vijf jaar ervoor had ik me ondergedompeld in ?de beweging? van de jaren zestig en ik was hard op weg een soort Robbie Kerkhof te worden. Ik kakelde ideeën na die ik van horen zeggen had, flirtte met oosterse religies en rookte me suf.
En toen las ik het boek van een schilder wiens werk ik niet kon waarderen (?al die surrealistische clichés?), een kunstenaar die ?alles voor geld deed?, een poseur, een charlatan, ja, ?een fascist!?, riep men hier en daar.
Uit zijn mémoires kwam hij ook nog naar voren als een conservatieve monarchist en een superindividualist.
Toentertijd waren er vele redenen Dalí te verafschuwen.
Ik vond het een meesterlijk boek; ik heb het met veel gelach en rode oren stukgelezen.
Hè hè, zo origineel, verfrissend en anarchistisch kon er dus ook worden gedacht.
Ik zegde mijn baan op - ik maakte het radioprogramma Uitlaat, een kroniek van de jaren zestig - en wachtte op het nieuwe dat komen zou.
Ter gelegenheid van de grote Dalí-tentoonstelling in museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam, ga ik het boek ?Mijn leven als genie? herlezen.
(In het rijke UbuWeb-archief zijn twee mp3's met het unieke stemgeluid van Salvador Dalí te vinden.)