Elke keer als de mevrouw in beeld komt, voelt meneer Foppe kramp in zijn buik. En bij elk Journaal zit ze er weer. Het is nu één uur 's middags en meneer Foppe heeft al drie keer een buikpijnaanval gehad.
Het is een mevrouw van zijn leeftijd, ze zit op een veldbed in een enorme hal. Ze is zojuist wakker geworden en nu staat een cameraman van de televisie voor haar neus en een stem vraagt: 'U bent net wakker geworden?'
De oude dame schrikt, herstelt zich en zegt: 'Ja, ik ben net wakker geworden.'
'En?', vraagt de stem achter de camera, 'ging het een beetje?'
'Ja hoor, prima,' zegt de dame, 'we hebben broodjes en koffie gehad, ik moest er één keer uit, maar daarna sliep ik weer.'
Kijk, persoonlijk had meneer Foppe gisteren geen enkele last van de verschrikkelijke storm gehad. Hij besloot al heel vroeg in de ochtend voor de rest van de dag geen stap buiten de deur te wagen. Lekker: krikkrak, deur op slot. En er stonden geen hoge bomen of hijskranen voor de flat en de storm beukte recht op de zijkant van het gebouw en die muur had geen ramen. Geen centje pijn dus.
Goed, hij had geen spullen voor warm eten in huis, maar er zat genoeg brood in de trommel.
Om zes uur zou hij twee boterhammen roosteren - toch ook een vorm van warm eten.
Nee, meneer Foppe heeft meer last van de tv-beelden van de storm. Hij verplaatst zich er te gemakkelijk in. Hij ziet een boom die op een auto is gevallen en hij vraagt zich af hoe het zou zijn om in een auto te zitten, waarop een boom valt. Je hoort gekraak en geruis en voor je hebt kunnen wegduiken, slaat de zware stam door het dak. Zou je die knal nog wel horen, voordat het helemaal zwart werd?
Het beeld van een afgewaaid dak doet hem angstig naar zijn eigen plafond staren, alsof het elk moment kan openscheuren. In zijn stoel genageld blijft meneer Foppe zitten, terwijl de storm door zijn appartement giert en alle bulletjes van op het buffet - de klok van vader, de porseleinen beeldjes van moeder - de zwarte nacht in worden gezogen.
Als de worsteling van een meisje met een paraplu langdurig in beeld komt, balt meneer Foppe zijn vuisten en probeert hij zijn eigen, hopeloos verkreukelde, denkbeeldige paraplu naar beneden te trekken.
Maar de angstwekkendste beelden werden voor de avond bewaard: stations vol gestrande reizigers.
De enige treinreis die meneer Foppe vroeger wel eens maakte, had Lunteren als eindbestemming. Hij ging er jaarlijks zijn enige familielid, neef Bertram opzoeken. Maar Bertram was zes jaar geleden overleden. Het hoefde niet meer, maar nu, na de beelden van gestrande reizigers, zou hij zeker nooit meer met de trein reizen.
'Voor de gestrande reizigers heeft het Rode Kruis noodopvang ingericht in een hal van het Jaarbeursgebouw', ving meneer Foppe op.
Hij griezelde als hij zich de situatie indacht. Hij had een halfuur in de rij gestaan voor een bekertje koffie en twee broodjes en nu mocht hij een veldbed uitzoeken. Bedden? Het leken wel brancards op pootjes.
Hij koos er één in de uiterste hoek van de hal, met een ruimte tussen hem en de dichtstbijslapende reiziger van minstens tweehonderd lege bedden. Maar het duurde niet lang of ook die bedden waren in gebruik genomen.
Hoe deed je dat: gaan slapen temidden van vijftienhonderd vreemden! O, hij zou geen enkel kledingstuk uittrekken - zelfs zijn schoenen niet. Hij zou de door het Rode Kruis verstrekte deken over zijn hoofd trekken en zich de hele nacht slapende houden.
Maar dan komt de oude mevrouw uit het Journaal hem weer voor de geest - een echt beeld, van een echte mevrouw - die zegt: 'Ik moest er één keer uit!'
Ja, meneer Foppe moet er 's nachts ook altijd één keer uit. En nu zit hij met het nachtmerrieachtige beeld opgescheept van die immense halfdonkere zaal en ziet hij zichzelf in hoge nood van zijn veldbed opstaan en een zoektocht beginnen tussen de lange rijen zuchters en snurkers door.
Hij gaat er nu maar even vanuit dat hij inderdaad een toilet vindt, maar als hij de zaal weer betreedt, kan hij nergens zijn veldbed terugvinden. Hij herkent zijn plekje ook niet aan de omliggende slapers - die heeft hij niet durven aankijken. Hij lag toch dáár, in de uiterste rechterhoek? Maar een late gestrande reiziger heeft waarschijnlijk gauw meneer Foppes lege brancard ingenomen - een dikke man die ronkt als een tweemotorig vliegtuig.
Na een uur zoeken besluit meneer Foppe onder de deken op de stenen vloer te gaan liggen en de ochtend af te wachten.
Vandaag - dit is de dag na de storm, zeggen de nieuwslezers - zal meneer Foppe de oude mevrouw op haar veldbed nog vier keer tegenkomen in de Journaals. Die hij alle vier móet zien, want misschien is er nog vervolgnieuws - een happy end. Heeft het Journaal de oude mevrouw ook na haar behouden thuiskomst gefilmd, waarbij ze verklaart dat het allemaal weer prima in orde is met haar en dat ze lekker vroeg naar bed zal gaan om de verloren slaap in te halen.
Als die geruststellende beelden niet in het Laatste Nieuws te zien zijn, zal meneer Foppe - ook nu de wind is gaan liggen - weer een zware nacht tegemoet gaan.