Bieslog - Nestblijvers
  Klik op de hut voor bezichtiging


  webcam in redactielokaal (werkt niet meer)

 Hoofdredacteur Wim de Bie leest alle reacties - redactie@bieslog.nl

Url = verwijzing naar andere site

beluister = hoorspel, reportage, geluidsact

Video = filmpjes

= bijlagen
De foto's zijn vergrootbaar tot de originele afmetingen.








woensdag 17 januari 2007 14:33  verstuur

Nestblijvers

Beeldvergroting: Anke Teunissen en Iris Pronk: Nestblijvers, Waanders Uitgevers
Anke Teunissen en Iris Pronk: Nestblijvers, Waanders Uitgevers
Beeldvergroting: De Gebroeders Dunning (foto: Anke Teunissen)
De Gebroeders Dunning (foto: Anke Teunissen)

Vanavond is in Man bijt hond (Nederland 2, 18.55 uur) een van de geportretteerden in het boek 'Nestblijvers - Volwassenen die thuis wonen' te zien.
Voor dat fotoboek van fotografe Anke Teunissen, met interviews en beschouwingen van Iris Pronk, mocht ik een voorwoord schrijven.

Omdat ik het een bijzonder en mooi boek vond en ik werd gegrepen door het onderwerp - kinderen die 'voor altijd' in hun ouderlijk huis blijven wonen - kreeg het stuk een nogal hoog ik-gehalte. Daarom misstaat het niet op Bieslog, dacht ik.

Ik ben een nestblijver!
een voorwoord in de vorm van een bekentenis

In mijn omgeving ken ik ze niet, maar er schijnen mensen te bestaan die niets met hun ouderlijk huis te maken willen hebben. Die het nooit meer wensen terug te zien en er geen stap in zouden durven zetten.
Ik kan me die afkeer voorstellen als ik een ongelukkige jeugd vol ruzie, tucht en geweld had moeten doorstaan.
Maar de meesten van ons koesteren weemoedige herinneringen aan hun ouderlijk huis.
Ik ook. Maar bij mij gaat het, geloof ik, een stapje verder: ik ben een potentiële nestblijver.

Mijn ouders betrokken in 1940 een Haags huurhuis - ik was een baby - waarin ze decennialang bleven wonen. Na twintig jaar vloog ik uit, maar nog heel lang bleef ik er kind aan huis. Ik woonde 'op kamers', maar gedurende die eerste jaren ging ik elke zaterdag 'naar huis' met een grote weekendtas vol vuile was en als ik zondagsavonds het ouderlijk huis verliet, was die tas gevuld met schoon wasgoed, blikken tomatensoep en pakken zelfrijzend pannenkoekenmeel.
Allengs werden de bezoeken aan thuis minder frequent, maar als het tegenzat in de liefde of de gezondheid, bleef het ouderlijk huis een veilige haven. (Vergeef me de clichés, maar herinneringen aan het ouderlijk huis hebben een hoog Oost West, Thuis Best-gehalte.)

Na vijfenveertig jaar verhuisde mijn moeder - mijn vader was vijfentwintig jaar eerder overleden - en ze betrok een aanleunappartement, dichtbij haar zuster, zo'n honderdvijftig kilometer verderop in het land. Ik ging er vanuit, dat ik een knagend heimwee naar mijn ouderlijk huis zou krijgen - elk weekend door de straat zou rijden en regelmatig zou aanbellen om de nieuwe bewoners te vragen of ik nog 's een kijkje mocht nemen in mijn ouderlijk huis. Die bewoners werden op den duur zo nerveus van mijn steeds brutaler bezoeken - ik eiste als oud-bewoner gewoon toegang, punt uit! - dat ze de rechter moesten vragen mij een levenslang straatverbod op te leggen.

Dit alles gebeurde niet. En dat kwam, realiseerde ik me later, omdat ik de verhuizing van mijn moeder uitvoerig heb gefilmd. Ja, in de twee dagen die volgden werden met behulp van een cameraploeg alle hoeken en gaten van mijn lege ouderlijk huis op film vastgelegd. Ik heb mijn ouderlijk huis daarmee niet alleen op film, maar ook in mijn geheugen tot in de kleinste details opgeslagen.
Het filmmateriaal werd een tv-programma, getiteld: Het Ouderlijk Huis Gevoel. Uit de reacties na uitzending begreep ik dat velen dat gevoel herkennen. *)

Wel moet ik bekennen dat ik nog steeds met enige regelmaat door 'mijn' straat en buurt fiets. Ook denk ik me nog dikwijls in hoe het zou zijn als mijn inmiddels ook overleden moeder er nog zou wonen.
Het is dan altijd een zonnige dag, ik sta voor mijn ouderlijk huis en kijk van de straat door de benedenkamers naar de met zonlicht overgoten achtertuin; de rood-witgestreepte markiezen boven het achterplat zijn neergelaten, mijn moeder doet open en zegt: 'Daar zijn we dan. Ik dacht net: ik zal maar 's een kopje thee gaan zetten.'
Is het waar dat het voornamelijk mannen zijn die zo'n sentimenteel verlangen naar hun ouderlijk huis - en dus naar hun moeder - blijven koesteren? Nee, dat gaat niet altijd op. Mijn zuster deelt exact dezelfde sentimenten.

Toen ik het ouderlijk huis verliet, werd ik daartoe gedwongen. Ik moest in militaire dienst. En daarna reisde ik tot over mijn oren verliefd een meisje achterna dat in Amsterdam ging studeren.
Ik wil maar zeggen: als deze 'toevalligheden' zich niet hadden voorgedaan, was ik misschien ook een nestblijver geworden. Is zoiets genetisch bepaald? In mijn familie kwamen nestblijvers voor. Mijn lievelingsoom bijvoorbeeld, broer van mijn vader, woonde tot zijn vijftigste bij zijn ouders - mijn grootouders.

En misschien lag dat oergevoel in de lange tijd dat ik met Kees van Kooten tv-programma's maakte, onbewust ten grondslag aan de vele scènes met nestblijvers die we hebben geschreven en gespeeld.
Zoon Frank en moeder Carla van Putten gaven de hechte, bijna dwangmatige relatie tussen nestblijver en ouder(s) het duidelijkst gestalte.
De Gebroeders Temmes en de Zusjes Veenendaal bewoonden hun ouderlijke huizen.
Ingenieur Walter de Rochebrune zou ik een nestvluchteling willen noemen - hij leefde in onmin met zijn moeder en bewoonde een wrakkig schuurtje in de achtertuin van zijn ouderlijk huis en als zijn moeder hem met het luide geklingel van een bel naar binnen probeerde te lokken, riep hij steevast uit: 'Dat is mijn moeder. Maar ik kom niet!' Hij probeerde zijn nestblijversschap te ontvluchten, maar kwam niet verder dan de achtertuin.
Meneer Foppe, mijn meest dierbare alter ego, moest na de dood van zijn ouders het ouderlijk huis gedwongen verlaten en hij woont op een appartement temidden van de meubels uit zijn ouderlijk huis. Ik schrijf nog regelmatig aan zijn ogenschijnlijk onbelangrijke geschiedenis.
Al deze figuren waren niet geënt op bestaande personen - we hebben ze bedacht en hun teksten uitgeschreven. Het zijn 'typetjes'.
Dit boek bewijst dat er een groot verschil is tussen toneelspel en werkelijkheid. De nestblijvers die hier zo liefdevol zijn geportretteerd, zouden Kees en ik nooit hebben kunnen verzinnen.
De rijk gedetailleerde foto's van Anke Teunissen en de heldere, inzichtverschaffende teksten van Iris Pronk appelleren sterk aan mijn nestblijversdrang.
Die met het klimmen der jaren sterker wordt.
Ik moet bekennen dat ik zelfs al wel eens heb gedacht: stel dat het ouderlijk huis in die Haagse straat nou eens te koop stond... Zou ik dan... En ga ik dat huis dan net zo inrichten als vroeger?
Toen ik dit aan mijn zuster bekende, bleek zij al geruime tijd met dezelfde gedachten rond te lopen.
Maken we ooit de cirkel rond en eindigen we als nestblijvers?
Dit prachtige boek geeft ons een ferme steun in de rug.