?Is vader thuis?? vroeg ik aan het oude mannetje, dat opendeed. Hij knikte, en liet mij in een kamertje waar een nóg ouder mannetje zat, dat al bijna dood was. Haastig rukte ik een spreekhoorn van de wand en schreeuwde in zijn oor: ?wel gefeliciteerd!?
?U bent abuis,? zei de oude man met doffe stem, ?vader is boven.?
Ik vloog de trap op, want ik begreep, dat het nu een kwestie van seconden was. Daar hing de honderdjarige aan de touwen: hij was bezig een vogelnestje te maken.
Ik kroop bijna in zijn oor en gilde: ?Wel gefeliciteerd!!?
De jubilaris schudde het hoofd, maakte een dubbele salto en sprong op de grond. ?Ik ben niet doof,? zei hij zijn jas aantrekkend, ?ik ben alleen maar oud. Wat is er aan de hand??
Zo begint de satire ?De 100-jarige? uit de bundel Kopstukken van Godfried Bomans. Na verschijnen in 1947 beleefde de bundel interviews (met o.a. De Brandmeester en De Paashaas) tientallen drukken en hele generaties hebben zich krom gelachen (zoals ?in een deuk liggen? toen nog werd genoemd). Ik denk dat veel 60-plussers bovenstaande passage uit het hoofd kennen.
Bomans paste de klassieke omkeermethode toe: iedereen wist in 1947 dat een honderdjarige een hulpbehoevende, op de rand van de dood zwevende, zeldzame verschijning was - door een krachtpatser in de touwen te beschrijven, kreeg Bomans de lachers op zijn hand.
De satire is ook hier door de werkelijkheid ingehaald. Zoals elke sportbond heeft ook de turnfederatie nu een afdeling voor 100-plussers.