Lief broerke,
Zojuist heb ik de verwarmingsmonteur uitgelaten, die gedurende twintig minuten binnen is geweest om mijn ketel winterklaar te maken.
Ik zit nu met een winterjas aan en een sjaal om het hoofd in de keuken te vernikkelen, want ik heb in huis alle ramen tegen elkaar open moeten zetten.
Allemachtig, wat stonk deze overigens zeer vriendelijke man een uur in de wind.
Nee, niet naar eerlijk werkmanszweet - heerlijke lucht, vind ik dat - maar naar een aftershave van de gemeenste, penetrantste soort.
Trouwens, bijna alle mannen ruiken dat het een aard heeft. Sinds het niet meer als verwijfd geldt dat ook mannen zich optutten, is het hek van de dam.
Ik ben echt geen mannenhaatster geworden - al heeft Ruppe me schandelijk behandeld, zoals je weet - maar nieuwe contacten met mannen maken ze zelf onmogelijk. Er is bijna geen man meer die zich niet besprenkelt en insmeert met watertjes en smeerseltjes.
Ook op straat moet ik bij het passeren van een stinkende man vaak het hoofd afwenden om niet misselijk te worden. En in de tv-reclames blijven de vrouwen maar in katzwijm vallen voor mannen die zojuist hun oksels hebben bespoten met geurgif.
Dus als jij de vrouwen van te heftig geuren beticht, vergeet dan je eigen soort niet, Wimmel!
Grapje.
Ik heb op moeders kaptafeltje nooit iets anders zien staan dan de grote fles Eau de Cologne, die ze van vader jaarlijks met Sinterklaas kreeg.
Nog altijd doe ik even zuinig met ?reukwater? als zij: twee tipjes achter de oren en that?s it.
En vader bette zijn scheerwondjes - o, wat kon?ie tekeer gaan als hij zich gesneden had - met een stuk aluin, dat z?n hele leven meeging, z?n enige cosmetische uitspatting. Ik zie het stuk, witachtige steen nog voor me. Jij ook?
Ik ga de ramen sluiten en koffie zetten. Dat die lekkere lucht zich door het huis mag verspreiden!
Tot gauw,
je zuske Loes