|
(klop, klop, klop)
- Binnen! EN NIET ZEGGEN: GOEIEMOGGEL!!
- Dag meneer Kwaaiepier, goeiesmorgens!
- Wel allemachtig! Ik zei nog zo, dat je geen goeiemoggel mocht zeggen, Van Beinum. Je weet dat we dat uitgekauwde reclamegrapje binnen het gebouw niet meer mogen gebruiken. Gek word ik ervan.
- En daarom zei ik ook niet goeiemo... enfin, dat verboden woord.
- Dat zei je toch wel? Je zei toch: meneer Kwaaiepier, goeiemoggel! Hier, nou heb ik het zelf ook weer gezegd. Je wordt bedankt, Van Beinum.
- Maar ik zéi niet goeiemog... dat vreselijke woord. Ik zei namelijk: meneer Kwaaiepier, goeiesmorgens!
- Goeiesmorgens? Dat is nog veel erger. Dat woord hebben we tien jaar geleden al verboden. Je loopt achter, Van Beinum, dat is niet zo best, daar moet ik helaas een aantekening van maken.
- Maar ik dacht: misschien klinkt goeiesmorgens na een decennium wel als nieuw. Een kwestie van recyclen dus.
- Mmmm, dat klinkt al beter.
- En misschien is het een idee - en dat wou ik dit weekend nog uitwerken en u toesturen - als we vanaf 1 januari 2008 hier op kantoor Goedemorgen tegen elkaar gaan zeggen.
- Goedemorgen... Wat klinkt dat simpel en vertrouwd.
- En degelijk ook. Zet geen lachspier in beweging en veroorzaakt geen irritatie. Ik denk dat goedemorgen-zeggen de productiviteit en de leefbaarheid enorm zal doen vergroten.
- Goed idee, Van Beinum. Vergeet die negatieve aantekening - ik zet je op de lijst Ontvangers van Extra Luxe Kerstpakketten.
- Dank u wel, meneer Kwaaiepier.
- Goedemorgen, Van Beinum.
- Goeievanhetzelfde, meneer Kwaaiepier. En een goeiemiddagtuk, hè!
- Mijn goeiegot!
|