Het moet ruim vijf jaar geleden zijn geweest.
Een bevriende tv-programmamaakster had me uitgenodigd voor de eerste viewing van haar nieuwe documentaire, die plaatsvond in een mij onbekend productiekantoor, ergens in Zuid-Oost.
Langzaam rijdend over het industrieterrein, zoekend naar het gebouw, werd mijn auto gestopt door een midden op straat staande politieagent, die een haltgebaar maakte.
De kop van een stoet mensen zette zich in beweging en stak over.
Was dit een demonstratie?
De optocht hield niet op. Ik schatte het totaal aantal deelnemers op enkele duizenden.
Alle mannen en vrouwen waren gehuld in plastic jasjes, waarvan de gele kleur pijn aan je ogen deed en iedereen droeg een geel-groene winkeltas in de ene hand en een klein geel-groen vlaggetje in de andere.
Ineens herinnerde ik me een krantenbericht en wist ik waarvan ik getuige was.
De optocht was op weg naar stadion de Arena. Die dag werd de samenvoeging gevierd van enkele landelijke supermarktketens tot één grote superketen: de Konmar!
De nieuwe keten zou, zo verzekerde het management ons in het krantenartikel, het grootste commerciële succes uit de geschiedenis van de Nederlandse middenstand worden en in één klap een eind maken aan de tot dan toe onaantastbare positie van de AH-keten.
Het ?omgeschakelde? personeel - van buurtsuper tot Konmaremployee - werd op deze feestdag getrakteerd op een groots spektakel, waarvoor de hele Nederlandse amusementswereld was ingehuurd, met als hoogtepunt een optreden van Marco Borsato.
Na vijf minuten ging van de voortsjokkende gele feestgangers een zodanig sterke deprimerende werking uit, dat ik op de autoradio naar heel vrolijke, swingende muziek ging zoeken.
Na een kwartier onderbrak de politieagent de stoet om mij even te laten passeren.
Op het parkeerterrein stonden tientallen autobussen. De meeste chauffeurs lagen voorover op hun stuur te slapen.