Vrijwel dagelijks loop ik langs dit, onlangs gerenoveerde, mooi degelijke huis.
Ik kijk dan altijd even naar boven en bedenk:
onder dit dak waren ooit alle schilderijen van Vincent van Gogh bijeen.
Valt uw mond open van verbazing, lezer?
Mooi. Dan kan ik nu beginnen met doceren.
Toen de broers Vincent en Theo van Gogh kort na elkaar in Frankrijk waren overleden, reisde Theo?s weduwe Johanna Bonger, met haar zoontje, in 1891 terug naar Nederland.
In haar bagage bevonden zich honderden
schilderijen van Vincent, alle tekeningen en de gehele correspondentie tussen de twee broers.
In het huis begon zij een pension om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Op zolder lag de schilderijencollectie (linnen op rollen); enkele werken verfraaiden het pension. Boven de schoorsteenmantel hing De Aardappeleters, in de slaapkamer twee versies van De Zonnebloemen.
Van Vincents oeuvre was op dat moment niet één schilderij verkocht; de gehele collectie werd bij een inventarisatie als waardeloos beschouwd.
Johanna Bonger wist beter. Zij koesterde Vincents nalatenschap. Ook haar tweede man, de schilder Johan Cohen Gosschalk, bewonderde het werk. Hij begon de schilderijen en het heftige leven van Vincent te beschrijven - de mythe was geboren.
Amsterdamse kunstenaars wisten van het werk en gaven er hoog over op (Breitner, Jan Toorop, Rik Roland Holst) - zij ijverden voor een eerste grote tentoonstelling in het Stedelijk, in 1905.
De schilderijen bleven in Johanna?s beheer. Ze verzorgde het inlijsten en de verzending naar musea in binnen- en buitenland. Want de faam van Vincents werk verspreidde zich nu snel.
Zonder Johanna Bonger zouden wij nooit van Vincent van Gogh hebben gehoord.