Regelmatig passeer ik deze kleine moestuin, waarbij ik even van de fiets stap om te inspecteren hoe de gewassen erbij staan.
Ik voel me er bijna toe verplicht.
Mijn vader was een verwoed tuinier - tot mijn twintigste kwam ik vaak op zijn tuinen, maar ik heb nooit de behoefte gevoeld zijn kennis van het kweken van groenten en bloemen over te nemen.
Daar heb ik spijt van.
Mijn vader zou het een ideale tuin vinden - niet omgeven door andere tuinen, geen 'volkstuincomplex' - wat had hij een hekel aan dat woord -, geen besturen die regels uitvaardigen en geen tuincommissies die komen controleren of de tuin wel goed wordt onderhouden.
Dit is winter: nog voor een paar pannen boerenkool, twee rijtjes preien, geen bessen meer aan de struiken, het verdorde aardbeienbed, onder de ramen nog een paar vergeten kroppen sla.
Over twee maanden moet er gespit worden. En ik weet hoe dat moet.
Aan een lange kant een greppel graven, een reep grond twee spaden diep omspitten, aarde in de greppel kieperen, het hele veld voor voor voor omleggen en de laatste greppel dichtgooien met het in een kruiwagen verplaatste zand uit de eerste.
Moet ik alsnog ergens een lapje grond zien te huren?
Te laat!