Als een schrijver jeugdherinneringen opschrijft, lijkt hij gezegend met een fabelachtig geheugen.
Geuren, kleuren, de lichtval, kleding, interieurs - tot in details schildert de schrijver ons een gebeurtenis, die bijvoorbeeld plaatsvond in zijn vijfde levensjaar.
Schrijvers die autobiografische herinneringen publiceren, liegen of het gedrukt staat.
En dat is nu juist het probleem: het stáát gedrukt. Een herinnering opschrijven, leidt onvermijdelijk tot falsificaties.
Neemt u zelf eens de proef op de som.
Kies een verhaal uit uw jeugd, dat u meerdere malen aan anderen hebt verteld - een succesanekdote uit uw leven.
Ga het nu opschrijven.
Ik wed dat u met de eerste zin al problemen krijgt.
Goed, u stond met uw opa bij de apen in de dierentuin.
Wat voor kleren had u aan? En uw opa?
Hoe viel het licht in het apenverblijf?
U vertelt dat de apen ?tekeergingen?, maar hoe omschrijft u dat geluid?
Uw opa nam zijn hoed af en toonde hem aan de aap.
Kleur van de hoed? De beweging van opa? De sprong van de aap?
De gezichtsuitdrukking van de dierenoppasser?
Wat ging er in u om, toen u de aap in de boom zag zitten met de hoed van uw opa op?
De herinnering blijft ?waar?, maar als het verhaal op papier staat, hebt u tientallen details uit uw duim gezogen.
U bent een beetje schrijver geworden.