?Hoe is het mogelijk!? Verbijsterd had meneer Foppe even steun gezocht tegen de openstaande deur van de gangkast. ?Hoe kàn dit??
Wat was er gebeurd?
Gewapend met de zaklantaarn die altijd klaarlag in de la van het dressoir voor als-de-stoppen-doorsloegen, was meneer Foppe zojuist gaan kijken in de meterkast in het halletje. In de donkere ruimte onder de plank met de gasmeter, had hij, sinds jaar en dag, zijn geheime noodrantsoenen verborgen.
Was dat alles? Ongelovig bekeek hij wat hij had bovengehaald.
Eén blik bruine bonen en één blikje tonijn in tomatensaus. Waar was zijn riante voorraad voor slechte tijden gebleven? Hoe moest je met twee blikken in godsnaam de oorlog doorkomen?
Na lang nadenken in zijn leunstoel, met een kopje koffie voor de schrik, herinnerde hij zich een paar grijze zondagen waarop hij zichzelf had verwend met geroosterde boterhammen ruim belegd met tonijn in tomatensaus. Ook had hij wel eens een kilo noodsuiker aangebroken als het glad was op straat en hij niet naar de supermarkt durfde. ?O, wat stom! Had ik moeten aanvullen,? mompelde meneer Foppe, ?nu is het misschien te laat. Waarom hebben ze ons ook niet gewaarschuwd.?
Met die ?ze? bedoelde meneer Foppe de regering, de autoriteiten. Want bij alle berichten over de naderende oorlog met Irak, had hij de laatste maanden steeds gedacht: ?Wat erg voor die mensen dáár. Maar wat betekent het voor óns? Wat moet ík doen, wat moet ík laten??
Maar meneer Balkenende had steeds gezegd, dat hij handelde ?vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid?. Hij had het woord ?verantwoordelijkheid? zo vaak herhaald, dat meneer Foppe er heel rustig van werd. Een minister-president met zo?n groot verantwoordelijkheidsgevoel, zal tijdig laten weten wat of de mensen in het land, dus wat ik moet doen, had hij zich gerustgesteld.
Vanmorgen had hij eindelijk het krantenbericht gevonden waar hij zolang naar uitkeek.
?Draaiboeken voor oorlog gereed?, luidde de kop.
?Nederland is klaar voor een oorlog met Irak?, las meneer Foppe opgelucht. ?Althans op papier?, las hij verder en dat klonk al minder overtuigend.
En waar was het ministerie van Binnenlandse Zaken dan precies klaar voor?
Meneer Foppe werd er draaierig van toen hij verder las:
?Voor rellen, verstoring van de voedsel- of drinkwatervoorziening, ontwrichting van de economie en een aanval met biologische wapens.?
Er klaar voor? Op papier! Maar nergens kon meneer Foppe vinden wat híj moest doen om er klaar voor te zijn.
De rellen vormden geen probleem. Als je niet naar buiten ging, was je voor de rellen klaar. Maar voor voedsel en drinkwater móest je naar buiten.
Met één blik bruine bonen en één blikje tonijn met tomatensaus, was hij er in geen geval klaar voor.
Zou hij nu nog snel naar de supermarkt spurten en een kar volladen met blikken, flessen en pakken? Meneer Foppe moest er niet aan denken. Wat zouden de mensen zeggen? Die meneer zaait paniek. Die meneer wil alles voor zichzelf en niets voor anderen overlaten. ?Ho ho meneer Foppe,? hoorde hij de kassajuffrouw zeggen, ?hebt u het niet op de radio gehoord: u mag maar één blik bruine bonen per persoon kopen.? En hij zag zich onder de woedende blikken van de lange rijen klanten beschaamd omkeren met zijn kar, om alle pakken, zakken en blikken terug te zetten in de schappen.
De hand van meneer Foppe beefde toen hij een laatste slokje koffie nam. En hoe kon je je klaar noemen voor een aanval met biologische wapens? Moest hij de ramen afplakken? Hij stond op en doorzocht de dressoirla, waaruit een zeer dun rolletje plakband te voorschijn kwam. Goed voor het raampje van de voordeur - door de vier grote ramen in zijn appartement kregen de bacteriën dus vrijelijk toegang.
En ineens begreep hij wat meneer Balkenende, zijn minister-president, had bedoeld met het nemen van zijn verantwoordelijkheid. Hij sprak niet over meneer Foppe?s verantwoordelijkheid, maar letterlijk over zijn eigen. Meneer Balkenende had vermoedelijk thuis al lang een voorraad aangelegd van honderd blikken bruine bonen en zeventig blikjes tonijn in tomatensaus en duizenden andere eet- en drinkwaren.
De verpletterende waarheid drong langzaam tot meneer Foppe door. En - heel gek - hij werd er op slag buitengewoon rustig onder. Vastberaden bijna. En meneer Foppe had zich nooit eerder vastberaden gevoeld.
Hij stond op, liep naar zijn keukentje, pakte de blikopener uit de keukenla en begon het blikje met tonijn in tomatensaus open te draaien.
?Wat kan mij het nog allemaal bommen?, zei meneer Foppe hardop in zichzelf. Zijn stem klonk krachtig, onverzettelijk.
?Ik maak de hele boel schoon op, ik draai de deur op slot, ik doe de gordijnen dicht en ik ga in bed liggen. Ik zie wel wat ervan komt. Ik hoor het wel. Ik ruik het wel.?
De vastberadenheid ging zelfs over in baldadigheid.
?Wat denkt?ie wel. Dat Lulletje Rozenwater. Ik neem mijn eigen ONverantwoordelijkheid. Ik ben er helemaal klaar voor.?
En toen barstte meneer Foppe in een heftige, bijna niet te stoppen huilbui uit.