Op de kampeertocht naar de Achterhoek waren we vijftien en veertien, mijn vriend Henk (rechts) en ik.
Ik herken mijn zorgvuldig samengestelde outfit. Het militaire jack en de vechtpet had ik gekocht in een legerdump in het Westeinde. Het was een jack zoals Amerikaanse officieren dragen en de pet moest nonchalant achter op het hoofd gezet, zoals ik het van de Amerikaanse oorlogsfilms in de Cineac had geleerd.
Ik draag ongetwijfeld een spijkerbroek met omgeslagen, geruite randjes aan de broekspijpen.
Henk en ik luisterden naar de eerste Amerikaanse hitparade op de Nederlandse radio, van Pete Felleman. En we probeerden tijdens de uitzending de songteksten op te schrijven. ?Neem jij de eerste regel, ik de tweede en zo verder...?
Wat hou ik toch veel van Amerika!
Toen ik vijftien was maakte ik met een andere vriend en diens oudere broer een eerste reis naar Parijs. We belandden in een heuse nachtclub, de Blue Note.
?Weet je wie dat is, daar aan de bar??, fluisterde de oudere broer, met zijn hoofd wijzend naar een zwarte man, in druk gesprek gewikkeld met twee Parisiennes. ?Dat is de drummer Kenny Clarke.? Onze monden vielen open van bewonderend ontzag bij het zien van onze eerste echte Amerikaan.
Op een koude novemberavond hoorden we in het Scheveningse Kurhaus de stralende trompet van Lee Morgan. Van dat concert (met Art Blakey?s Jazz Messengers) kwam onlangs een obscure opname boven water en in het applaus na elk nummer probeer ik mijn eigen handen te ontdekken.
Van Miles Davis - dat genie in de Amerikaanse muziek - bezit ik 130 LP?s en CD?s.
Later, in de rivaliteit tussen Beatles en Rolling Stones, koos ik onveranderd voor de Stones, want daar hoorde je tenminste nog wat Amerikaanse R&B in terug. Die Beatles met hun dasjes en gekke pakjes (Sgt.Peppers) waren maar kinderachtige watjes.
De Beat Generation - bundels en boeken heb ik verslonden. Neal Cassady en Jack Kerouac, Gregory Corso, William Burroughs. Een paar door Allen Ginsberg gesigneerde dichtbundels pronken in mijn kast.
Ik zat bij het concert van Grace Slick met Jefferson Airplane en Jim Morrison en The Doors in het Concertgebouw (Morrison, zwaar onder de dope, wankelt even het toneel op en af).
Tot op de dag van vandaag hou ik van Amerika.
Ik heb alles gelezen van John Updike en Philip Roth. Eén hoofdstuk uit de recente romantrilogie van Philip Roth geeft meer inzicht in onze moderne geschiedenis dan duizend pagina?s van A.F.Th. (Sorry, hoor.)
In 1979 maakten Kees van Kooten en ik met het Nederlands Blazers Ensemble een tournee door Amerika. Van New York, via Washington naar Ann Arbor en Chicago. We ontmoetten een zeer intelligent Amerikaans publiek, zo snel van begrip, dat we hele lappen tekst en uitleg in ons optreden makkelijk konden schrappen.
En zo zou ik de hele voorpagina wel vol kunnen schrijven. Over favoriete Amerikaanse films en comedy en kranten en weekbladen heb ik het nog niet eens gehad.
Daarom.
Als Nederyank van het eerste uur heb ik het volste recht mijn president buitengewoon kritisch te bejegenen en mijn afgrijzen uit te spreken over de neoconservatieve kliek die momenteel in Amerika de dienst uitmaakt.
Kom ik zo langzamerhand niet in aanmerking voor Amerikaans stemrecht?