Uitgedaagd door een jonge logé (?Teken jij eens een auto??), zette ik een pen op papier en verdomd - daar verscheen het vehikel dat ik op zevenjarige leeftijd vaak heb getekend.
Ik zou niet weten hoe ik een auto anders zou moeten tekenen.
?Wat is dat??, vroeg mijn vijfjarige logé, wijzend op de streepjes achteraan de auto.
?Dat betekent dat de auto heel hard rijdt,? legde ik uit. ?Zoef en hij is weer voorbij,? demonstreerde ik ook nog.
Frank gaf het huis dat hij net op zijn papier had gezet meteen een hoge snelheid mee.
Tegelijk schoot me mijn tweede grote tekentruc te binnen: de knallende uitlaat. Had ik ongetwijfeld gezien in een krantenstrip.
Ja, zo heb ik tientallen auto?s voorbij laten puffen.
?Is die auto kapot??, vroeg Frank.
Mijn tekenvermogen is (al) teruggekeerd naar zijn uitgangspunt. Dit geeft te denken.