Het zien aankomen
Hij zou het liefst met de afstandsbediening in de aanslag willen klaarzitten en wegknippen zodra het bericht werd aangekondigd. Hij had het al in het Zesuurjournaal gezien, en in het Achtuurjournaal en het was zeker dat ze het ook om tien uur zouden uitzenden, daarvoor was het bericht te ernstig. Zó alarmerend, dat meneer Foppe het liefst zijn ogen wilde dichtdoen als het zou beginnen. Maar zappen en niet-kijken dat mocht niet - hij vond het zijn plicht ?goed op de hoogte te blijven?, dat had hij van vader geleerd. Die had vaak tegen hem gezegd: ?altijd goed op de hoogte blijven van wat er in de wereld gebeurt, dan kun je het van tevoren zien aankomen?.
Wat vader bedoelde met ?het?, begreep de jonge meneer Foppe toen niet, maar nu wel. Onraad, onheil en ongemakken - je kon ze maar beter van tevoren zien aankomen, dan was de schrik wat minder.
O jee, daar kwam het weer. Het scherm werd gevuld met het plaatje van een kip, met boven zijn kop een wolkje, waarin een enge gekleurde kluwen was getekend. Daarnaast verscheen een plaatje van een mens, met een andere enge kluwen boven zijn hoofd, waarna twee pijlen het ene enge plaatje met het andere verbonden en een grote pijl naar een nog engere kluwen wees.
Het kwam hierop neer - vertaalde meneer Foppe - dat als het virus van een dier samen zou gaan met het virus van een mens - nou, berg je. Er kwam nu een draaiende wereldbol in beeld. Het aldus ontstane griepvirus zou miljoenen slachtoffers maken over de gehele wereld.
En daar had je die rustige, betrouwbare geleerde meneer weer, die je de laatst tijd vaak zag als het om enge ziektes ging die miljoenen slachtoffers zouden maken.
?Als we vijf miljoen injecties voorradig hebben,? zei hij geruststellend, ?kunnen we iedereen die ziek wordt inenten.?
Alleen jammer, dat er maar 200.000 injecties in Nederland voorradig waren. De regering wist het nog niet zeker, maar misschien gingen ze er binnenkort wel vijf miljoen bijkopen.
Meneer Foppe maakte zoals gewoonlijk razendsnel de onheilsbalans op.
Als het griepvirus het land binnendrong, zou het de deur van meneer Foppe zeker niet overslaan. ?Waarom wel??, luidde zijn eenvoudige bewijsvoering en hij keek vanuit zijn leunstoel door de openstaande gangdeur met een angstgezicht naar de voordeur, alsof hij buiten de enge viruskluwen over de gaanderij hoorde schuifelen.
En als de griep eenmaal binnen was, zou hij nooit om de reddende injectie durven vragen.
Hij hoorde het dokter al zeggen: ?Helaas, meneer Foppe, dit is een pandemie, hè, er zijn mensen die op dit moment wel even belangrijker zijn dan ene meneer Foppe, meneer Foppe!?
?Ach ja, excuses?, zei meneer Foppe.
Toch een mooie gedachte dat hij dood zou gaan om een belangrijker iemand te laten leven. Misschien werd een miníster gered met de uitgespaarde injectie van meneer Foppe.
Even schoot haar beeltenis door zijn hoofd, maar nee, Hare Majesteit had vermoedelijk uit voorzorg het reddende serum al lang en breed in het bloed.
Meneer Foppe was een beetje trillerig geworden. Onder invloed van dit Journaal ging hij uren wakker liggen, dat was zeker.
Hij liep naar de keukenhoek. Misschien zou een beker warme chocolademelk de enge virusgeesten kunnen verdrijven. En om de zenuwen de baas te worden had hij ook een plak verdiend van de gemberkoek - een zeer goedkope aanbieding - waarop hij zich in de supermarkt had getrakteerd.
?Hè ja, lekker, je leeft maar één keer, we mogen best eens uitspatten?, verheugde meneer Foppe zich en hij sneed een forse plak af en nam een ferme hap.
Knap!
Het geluid klonk binnensmonds en meneer Foppe moest op het aanrecht leunen van de schrik. Het was toch niet waar...
Voorzichtig ging zijn tong op onderzoek. De uitslag was verpletterend duidelijk. Meneer Foppe?s tong voelde tussen de brei van de zachtwordende koek de scherpe, gekartelde randen, die dwars door zijn mond liepen. Hij had te hard op een stukje gember gebeten, met fataal gevolg.
Langzaam liet meneer Foppe de jobstijding tot zich doordringen. Dit was nu eens onheil dat hij jaren van tevoren had kunnen zien aankomen en waartegen hij geen tijdige voorzorgsmaatregelen had genomen.
Meneer Foppe?s bovengebit was gebroken.
Bang dat hij een stuk zou doorslikken, spuugde meneer Foppe de inhoud van zijn mondholte in zijn rechterhand. Voorzichtig viste hij de gebroken helften uit de vieze koeksmurrie, spoelde ze schoon onder de kraan, om ze haastig weer in zijn mond te plaatsen. Misschien bleven de helften na al die jaren de mond van meneer Foppe trouw en kleefden ze als vanzelf weer aan elkaar.
Meneer Foppe keek in zijn scheerspiegel en zei:
?Dag juffrouw, hebt u ook kleefpassssschta??
Hopeloos! Op de helft van de zin hing het ene stuk van zijn bovengebit al uit zijn mond.
En ook met binnensmonds gemompel hield hij de stukken niet op zijn plaats.
?Dag jufffffouw, heb u ook kleefpasssschtta??
Hoelang had die zin niet door zijn hoofd gespookt. Ruim dertig jaar geleden, op de zwarte dag dat hij het bovengebit geplaatst had gekregen, had hij een drogisterij moeten binnenlopen en moeten vragen:
?Dag juffrouw, hebt u ook kleefpasta??
Het doosje met de noodtube had hij vervolgens levenslang in een binnenzak moeten meevoeren, voor eerste hulp bij ongelukken..
Het was nog niet eens een echte tandarts geweest die meneer Foppe?s boventanden in één verschrikkelijk bloedbad had getrokken. De oom van een vriendje van een neef was tandtechnicus en die zou het schots en scheve gebit van de jonge meneer Foppe voor honderd gulden pico bello opknappen - een spotkoopje vonden vader en moeder Foppe. Niks geen peperdure beugels of jackets, of implantaten - huppetee, de neptandarts had in een kwartiertje de hele bovenboel er krakend uitgerukt en een standaard bovenklapper zo in de verse, bloederige wonden geduwd. ?Goedemiddag!?
?En,? had de tandbeul hem nog achterna geroepen, ?loop even een drogisterij binnen en vraag naar kleefpasta.?
Maar ja, dat had meneer Foppe weer eens niet gedurfd, want het was zeker dat bij het uitspreken van die ene zin het bloed in het rond zou spatten.
En dertig jaar lang had meneer Foppe die boodschap voor zich uitgeschoven.
Bang dat hij voor gek zou staan. Bang dat de juffrouw meteen naar zijn mond zou kijken.
Morgen wachtte hem een ellendige dag.
Eerst moest hij een tandtechnicus zoeken in de Gouden Gids. Hopen dat die hem direct zou kunnen helpen. Over straat erheen gaan, hopen dat niemand hem zou aanspreken. Dan de marteling bij de technicus, zonder boventanden het geval uitleggen- ?nou ja, die man is het gewend?, stelde meneer Foppe zich nog gerust - maar vooral: hopen dat de reparatie geen twee dagen ging duren.
Twee dagen zonder boventanden?
?Dag bakker, een halfffje bruin graag en tuwwee kadetjessschs.?
?Dag schlager, mag ik een onssschje rookvleessschs!?
Dag groenteboer, mag ik twee onssssch spruitjessschs??
Nee, dat werd helemaal niks.
Meneer Foppe zakte ineens totaal in. De somberte sloeg genadeloos toe.
Hij werd er tot zijn eigen verbazing rustig van. IJzig kalm.
Beheerst en bedaard liep hij door de gang naar het halletje en opende de buitendeur. De koude wind sloeg in zijn gezicht. En met zachte stem - het geluid kwam nauwelijks boven de wind uit - zij hij tegen de lege, donkere gaanderij:
?Kom maar! Kom maar gerusssscht, eng griepvirussschs! Kom binnen en neem plaatssssch. Reisssch niet verder. Laat al die mensschsen maar met russsscht. Welkom! Gebruikt u ssschuiker in uw ssschocolademelk??