Hij zit al geruime tijd alleen aan een tafeltje, als zij binnenkomt. Ik neem net een slok koffie en mis daardoor de begroeting, die meestal alles zegt over een verhouding. Als ik weer kijk, zitten ze dicht bij elkaar en wenkt hij een serveerster.
Hij is een wat slordig uitgevallen vijftiger met plukkig grijs haar en hij oreert honderduit, met brede gebaren. Hij heeft er zijn colbert bij uitgetrokken.
Hij zit met de rug naar me toe en ik meen iets opmerkelijks te ontdekken, een detail dat niet bij die rug past. Ik wil me niet te dicht naar hem toe buigen, maar door de stof van zijn keurige witte overhemd heen, schemert een kleurrijke, wilde afbeelding op het t-shirt dat hij als onderhemd draagt.
Zij is strak gekleed in een spijkerbroek, zwart leren jasje, op hoge laarzen. Ze is jonger dan hij, maar niet zoveel dat hij haar vader zou kunnen zijn.
Ze luistert naar hem met een geamuseerde, betrokken glimlach om de lippen.
Als hij in het vuur van zijn betoog naar voren spreekt en haar even niet aankijkt, blijft haar glimlachende hoofd in zijn richting staan, maar haar ogen schieten razendsnel naar links en rechts, om op te nemen wat zich elders in de zaak afspeelt.
Als hij zijn hoofd weer naar haar toebuigt, is ze er met haar ogen precies op tijd bij om zijn blik te vangen en te suggereren dat ze ademloos aan zijn lippen hangt.
Ze doet dit een paar maal en elke keer is de timing perfect. Ik vind haar in deze scène een uitmuntende actrice.
Toch doe ik haar met deze waarneming onrecht aan. Alsof ze hier poseert als ?gemene vrouw?. Het ligt anders. Regelmatig vinden hun handen elkaar onder tafel. En als ze hebben afgerekend gaan ze eensgezind en lachend weg.
Ze hadden afgesproken ?in de stad?.
Hij wilde haar zien. Zij wilde hem zien, maar ook iets van de stad.